Teleurstellend rapport over Liggend Bergvlas

Onlangs is in de serie uitgaven van het Kennisnetwerk OBN een rapport uitgebracht onder de titel “Liggend Bergvlas, een botanische parel onder druk”, als resultaat van “Vijf jaar onderzoek en monitoring in opdracht van de gemeente Katwijk”. De papieren versie van het rapport is aan te vragen bij de gemeente Katwijk. Het rapport is online in te zien via https://www.natuurkennis.nl/Uploaded_files/Publicaties/obn-vlaggeduin-def.dc5c69.pdf.

Na zo’n lange voorbereiding, en gezien de inzet van een expertteam, had ik een gedegen rapport verwacht, met nuttige aanbevelingen voor het beheer. Dus ik begon het rapport te lezen met enthousiasme, maar dat maakte al gauw plaats voor teleurstelling. Het rapport moet helaas bestempeld worden als een anticlimax. De conclusies en aanbevelingen bieden geen nieuwe inzichten en zijn zo weinig specifiek, dat een beheerder hier weinig mee kan.

Als ik alle merkwaardigheden, overbodige zijpaden, tekortkomingen en fouten in het rapport hier zou aanstippen dan zou dit verhaal veel te lang worden, dus ik beperk me tot een paar van de meest opvallende zaken:

  • Op de reliëfkaart van pag. 5 (en pag. 15) zijn de witte vlekken geen stuifkuilen, zoals het bijschrift vermeldt, maar de hoogste stukken. Dit is een wel heel domme fout.
  • Enerzijds zijn er heel precieze metingen gedaan, anderzijds worden er heel grove en oncontroleerbare schattingen en aannames gedaan.
  • Merkwaardig dat de tekst die de figuur op pag. 19 bespreekt op diverse punten niet in overeenstemming is met de figuur.
  • Als je beweert, zoals op pagina 7 gebeurt, dat het hoogste punt van het Vlaggeduin 35 meter is, dan ben je slecht geïnformeerd.
  • Een flink deel van de noordelijke groeiplaats is onder een dikke laag zand verdwenen door overstuiving vanuit een naburige stuifkuil. De maatregelen die hier zijn genomen (3 rijtjes duindoorns, zie tweede foto) waren te laat en te weinig, en het gevaar is nog niet geweken. Het rapport draait hier omheen, terwijl dit toch een van de acute problemen is.
  • Merkwaardig dat de Werkgroep Berkheide niet bij het onderzoek en de rapportage is betrokken. Er wordt alleen verwezen naar een stukje tekst van Kees Vertegaal in het boek Bloeiende Duinen, maar dit zesregelige stukje is slechts een samenvatting van een uitgebreider stuk in het boek Bijzonder Berkheide.
  • Vreemd dat Dunea hier bij betrokken is, want die heeft geen eigendommen of beheer in het gebied waar het om draait (de oosthelft van het Vlaggeduin / kavel 13).
  • Op pag. 20 wordt beweerd dat het hele achterliggende duin verstuivingen vanuit de zeereep nodig heeft. Dit is een al lang achterhaalde mythe. In vrijwel het hele duin zijn, sinds het stoppen van het routinematig vastleggen van alle stuivende plekken, veel stuifplekken ontstaan die lokaal zorgen voor de nodige overstuiving met kalkrijk zand dan (zie derde foto). En in het Vlaggeduin stuift het nog sterker dan elders in Berkheide. Het is dan ook merkwaardig dat de achteruitgang van het zuidwestelijk deel van de noordelijke groeiplaats mede wordt toegeschreven aan gebrek aan overstuiving. Als er ergens geen gebrek aan overstuiving is, dan is dat in het Vlaggeduin.
  • In hoofdstuk 5 zijn ook nog wat aanbevelingen verborgen, waarvan ik hoop dat die niet allemaal worden uitgevoerd, zoals plaggen van Duinrooshellingen en gaan slepen met soorten. Bestrijding van exoten is wel een goede zaak, evenals lokaal terugdringen van verruiging door maaien en wellicht gerichte inzet van schapen.

   

  • Ben ter Haar -

    De vraag waarom wij als werkgroep Berkheide er niet bij betrokken is kan ik beantwoorden.
    Wij hebben diverse keren bezwaar gemaakt tegen de Verlengde Westerbaan plannen en het gebruiken van de Cantineweg als hoofd ontsluitingsweg. Dit onderzoek is opgestart in het kader van het mitigatie pakket dat de gemeente inbracht bij de vergunningaanvraag voor de openstelling van de Cantineweg. Wij hebben bij onze bezwaren altijd grote nadruk gelegd op de schadelijke gevolgen van deze openstelling door de verhoogde stikstofdepositie op deze bijzondere en zeldzame vegetatie. De gemeente heeft in overleg met het OBN deze ‘expertgroep’ samengesteld en daarbij werden wij als ‘de vijand/bezwaarmaker’ natuurlijk niet uitgenodigd. Overigens zie ik Rienk Slings niet tussen de namen staan, terwijl deze grote expert van het zeedorpenlandschap wel deelnemer was. Overigens geven deelnemers als A.Kooijman als grote stikstof expert, Rienk Slings, Marion Blius, onze eigen Casper Zuyderduyn (als SBBer), Bas Ahrens,Koen van Zoest, enz. mij toch wel vertrouwen in dit rapport en aanbevelingen. Toch goed dat wij in Gerrit een ‘kritische expert’ hebben, die van veel zaken beter op de hoogte is, om de kleine onvolkomenheden op te merken.
    Overigens is het de bedoeling van de gemeente Katwijk om hierover nog een mini-symposium te organiseren. Dat is uitgesteld tot (hopelijk) dit najaar vanwege de corona perikelen. Ik zal zorgen dat de uitnodiging daarvoor ook breed naar de leden van de WGB gaat.

  • Gerrit van Ommering -

    Bij het beoordelen van het rapport gaat het er niet om wie er in het expertteam zaten, maar wat er in het rapport staat. En dat is teleurstellend.
    Overigens blijkt uit het rapport niet wie er deelnamen aan het expertteam, dat is alleen vermeld in de brief van de gemeente Katwijk die ik bij aanbieding van het rapport ontving. Ook daarin staat Rienk Slings trouwens niet vermeld. Koen van Zoest ook niet, maar dat is logisch want die was geen lid maar heeft alleen historische verspreidingsgegevens aangeleverd.
    Op de website natuurkennis.nl, waar informatie over het kennisnetwerk OBN is gebundeld, is behalve de PDF van het rapport geen info over dit project / expertteam te vinden.

    • Theo Verstrael -

      Gezien de inhoud van Gerrits kritiek, die duidelijk voort komt uit gedegen kennis van de soort en een enorm goede kennis van het terrein, zou het wel erg jammer zijn als dit niet verder komt dan deze leuke website. De VBNE redelijk goed kennende zullen zij de kritiek serieus mee willen nemen. Dus Gerrit, laat hen ook jouw reactie weten! Win Wiersinga is degene tot wie je je kunt wenden.
      Het had uiteraard veel handiger geweest als de werkgroep meteen was uitgenodigd (met alle respect voor Ben, maar we bij serieuze kennisontwikkeling ons verre houden van politiek gekrakeel en iedereen die serieus kennis heeft meenemen, los van wat hij/zij vindt of toe behoort), dan hadden deze pijnlijke zaken niet gebeurd. Wat mij dan echt verbaast is dat een aantal genoemde lieden, zoals Rienk en Annemiek, niet zelf even contact hebben opgenomen. Me dunkt dat de werkgroep bekend genoeg is in die kringen, zeker als groot kenner van het terrein! Als dat bewust niet is gebeurd, zoals Ben suggereert (en hij zou daarin zomaar eens helemaal gelijk kunnen hebben) heeft de VBNE ook wel een probleem …..

      • Rienk Slings -

        Ik heb de eerste twee jaar? (kan ook 3 zijn) met dit team meegewerkt aan dit belangrijke project. Daarna ging ik met pensioen en heb ik met uit de OBN teruggetrokken en dus ook uit dit project. Ik ben dus ook niet betrokken geweest bij de rapportage. Terugkijkend vind ik dat we toen goed bezig waren. We inventariseerden de omgeving grondig waarbij we 1 nieuwe plek van Lbv vonden op een plek waar deze verloren werd gewaand. We hebben de standplaatseisen grondig bestudeerd en hebben deze op de dichtstbijzijnde plek met een grote, vitale populatie eveneens onderzocht. De beheeraanbevelingen waren van mij, bijvoorbeeld stuiten van de zeer aktieve stuifkuil die de belangrijkste plek (en die van bleek schildzaad) bedreigde. Helaas kwam de uitvoering pas 2 jaar later op gang en anders dan ik had geadviseerd, nl in combinatie met helmaanplant in de depositiezone achter de duindoorns. Het maaien en de schapenbegrazing kwam nog later op gang. Bedoeld was om de duinrietruigte en de houtige gewassen (incl. exoten) bij de scouting te bestrijden. Dat vereiste wel een kundige schaapherder. En passant zou die ook de (verarmde, maar toch nog de moeite waard zijnde) zeedorpenvegetatie naast de scouting hebben mee kunnen pakken.
        Verder hebben we ook de landschappelijke context bestudeerd. We zien op dit moment overal aan de kalkrijke kust de duinroosvelden “open vallen” maar begrepen, en begrijpen, niet wat daar de drijvende kracht achter is. Dit heeft inderdaad niets met gekerfde zeerepen te maken. Gerrit heeft deze “mythe” echter niet goed begrepen. De zee”reep” in zijn natuurlijke toestand is de motor achter het vormen van nieuwe landwaarts migrerende paraboolduinen.Voor de vorming van stuifkuilen(velden) is dit geen voorwaarde.
        Ik begrijp niet waarom Annemieke niet genoemd wordt.
        Ik zal het rapport met belangstelling lezen.
        groeten, Rienk

  • Laat een reactie achter op Rienk Slings Reactie annuleren

    Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

    Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

    error: Content is protected !!