Stijgers in Lentevreugd

Vandaag kwam ik Bas tegen op de fiets. Bas telt de vogels van Lentevreugd en dat doet hij al 16 jaar. Lang genoeg om trends te signaleren schrijft hij als commentaar op mijn stukje over Stijgers en Dalers.

Daar heeft hij natuurlijk groot gelijk in, en ik werd er weer aan herinnerd door hem tegen te komen, maar hoe doe ik dit? Het is totaal ander gebied dan Berkheide en de stijgers en dalers hoeven hier niet dezelfde te zijn. Wat Lentevreugd anders maakt is het grote oppervlak aan rietmoeras, omgeven door vlak terrein, dat in 2014 kaal gemaakt is, maar waar langzamerhand steeds hogere vegetatie komt in de vorm van struiken. Daarom heb ik een aantal soorten geselecteerd die ofwel gericht zijn op moeras, of op halfopen landschap met weinig bomen. Die twee groepen heb ik in twee grafieken ondergebracht om te zien hoe ze zich ontwikkelden op Lentevreugd. Bij de selectie viel me op dat er nauwelijks sprake was van dalers, het gebied kent vooral winnaars. Zelfs een pioniersoort als de Kleine Plevier vindt blijkbaar nog voldoende plekken om in aantal constant te blijven.

Nog één opmerking vooraf: 2016 heb ik buiten beschouwing gelaten, omdat er toen een onvolledige telling heeft plaatsgevonden.

Allereerst de rietvogels. Die hebben een flinke groei doorgemaakt in de loop van de jaren en vanaf 2018 lijkt er sprake van stabilisatie/achteruitgang te zijn. Tsja, riet blijft ook riet, als het er eenmaal staat, het wordt hooguit minder vitaal. Wellicht hebben de droge jaren vanaf 2018 daar ook mee te maken. De Bosrietzanger maakt nog steeds een stevige groei door, wat wijst op een steeds grotere dominantie van struiken in- en om het rietveld. De Cetti’s zanger, ontbrekend op Lentevreugd, en die een stormachtige ontwikkeling doormaakt in Berkheide, zal wel niet lang wegblijven, zeker bij een toenemende “verstruiking”.

Overigens zijn de aantallen enorm, er zijn dichtheden van bijvoorbeeld Rietzangers, Rietgorzen, Blauwborsten waar de tellers in Berkheide alleen van kunnen dromen. Hij moet wel flink aan de bak, onze Bas, dat wel…

Dan de vogels die gericht zijn op het (oprukkend) struweel. Die schieten qua aantal de hoogte in, met de Grasmus als uitschieter. De Kneu is in dit opzicht een goede tweede. De Kneu komt ook opvallend veel in de Coepelduynen voor, ook al zo’n open gebied.

Staatsbosbeheer is op dit moment bezig dit gebied “terug te zetten in de successie”: er worden struiken verwijderd en op een paar plekken wordt getracht om vochtige laagtes te creëren, waar orchideeën moeten gaan groeien als het een beetje meezit. Ik ben benieuwd wat dit voor gevolgen heeft voor de vogelpopulaties. Niet zo heel veel op de aantallen van de vogels die er nu al zijn, vermoed ik, omdat de ingrepen vrij plaatselijk zijn op dit forse terrein.

Zelf deze trends nog een keer nakijken? Ze zijn in te zien van alle afzonderlijke soorten in de drie gebieden (Berkheide, Lentevreugd en Coepelduynen) op deze plaats:

https://www.vwgberkheide.nl/wordpress/soortoverzicht-berkheide/

 

Eén reactie - Een reactie plaatsen
  • Bas vd Burg -

    Hoi Joop,

    Gaaf stukje leuk gedaan! Inderdaad is het wel soms best ‘druk’ qua aantallen.
    Maar gelukkig hebben we nu avimap. Want man wat had ik altijd een hekel aan
    het uitwerken op de ouderwetse manier!!! Zeker als je dan een soort als
    Rietzanger, Kleine Karekiet of Kneu moest doen pfff

    De Cetti’s Zanger komt er in ieder geval wel aan. Dit jaar voor het eerst wat
    waarnemingen en tijdens de laatste 2 wintertellingen een exemplaar aanwezig.
    Dus ik verwacht dat die volgend jaar wel als nieuwkomer kan worden genoteerd.

    Tsja en dan over die werkzaamheden Lentevreugd. Op zich goede zaak wat SBB
    doet, maar er gebeuren toch ook wel wat dingen waar ik vragen bij heb. Ik kom
    daar nog op terug.

    Groetjes

    Bas

  • Een reactie plaatsen

    Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

    Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

    error: Content is protected !!