Veel van de plantensoorten die we in de duinen tegen komen zijn landelijk vrij zeldzaam tot zeer zeldzaam. Deze planten stellen specifieke eisen aan het milieu. Als de omstandigheden geschikt zijn kan een soort in hoge aantallen voorkomen. Een plant die in de kalkrijke duinen veel voorkomt is Grote tijm (Thymus pulegioides). In de zomer kleuren grote oppervlakten in de duinen roze-paars en de kenmerkende geur is al van afstand te ruiken. De planten kunnen goed tegen droogte en zijn in trek bij allerlei insecten. Daarnaast is Grote tijm voor een heel aantal soorten de waardplant, waaronder een aantal nachtvlinders.
De Duinmuntvlinder (Pyrausta ostrinalis) is een dagactieve nachtvlinder die veel lijkt op de Muntvlinder (Pyrausta aurata) en de Purpermot (Pyrausta purpuralis). Alledrie de soorten zijn te vinden in Berkheide en de Coepelduynen en zijn van elkaar te onderscheiden op basis van het kleurpatroon. De Duinmuntvlinder heeft op de bovenvleugel een vrijwel aaneengesloten gele band en twee gele banden op de ondervleugel. In de schrale duinen is de Duinmuntvlinder gebonden aan Grote tijm. Buiten de duinen van Noord- en Zuid-Holland is de soort zeer zeldzaam. De meeste waarnemingen van de vlinders komen uit de maanden april/mei en juli/augustus.
In de duinen komen een heel aantal soorten vedermotten voor. Vedermotten hebben hun naam te danken aan de vleugels met veervormige vertakkingen. Een soort die in voorkomen vrijwel beperkt is tot de duinen van Noord- en Zuid-Holland is de Tijmvedermot (Merrifieldia leucodactyla). De soort vliegt in juli en augustus en is te vinden rondom de waardplant. De Tijmvedermot is gevonden in Berkheide en in de Coepelduynen. De Friezewei is één van de betere plekken om de soort te zien.
De rupsen van kokermotten leven in een koker. De kokers zijn doorgaans te vinden op de waardplant waar de rupsen zich vanuit de koker volvreten. Op Grote tijm zijn in de duinen de Gouden sikkelkokermot (Coleophora lixella) en de Smallijnige tijmkokermot (Coleophora serpylletorum) te vinden. De laatste soort is alleen bekend uit de duinen van Noord-Holland. De Gouden sikkelkokermot beperkt zich in voorkomen tot de kustduinen en Zuid-Limburg. De soort is ook in Berkheide gevonden. De rupsen leven eerst in een leeggevreten bloemetje van tijm. Na de winter gaat de rups over op het mineren van grassen. Daaruit worden stukjes gesneden en daarvan wordt een nieuwe koker gemaakt. De vlindertjes met gele en zilverkleurige strepen vliegen in juli en augustus. De eitjes worden afgezet op Grote tijm.
Het Tijmzandvleugeltje (Scrobipalpa artemisiella) is een zeer klein palpmotje. Palpmotten hebben de naam te danken aan de gekromde palpen. Zandvleugeltje verwijst naar de zandkleurige voorvleugel. De rupsen mineren op Grote tijm in mei en juni. De motjes zijn te vinden tussen de bloeiende tijm. De meeste waarnemingen komen uit de maanden juli en augustus. In Nederland komt de soort alleen voor in de duinen van Noord- en Zuid-Holland. In Berkheide is het motje in 2022 voor het eerst gevonden op de Friesche Wei. Een afbeelding van het Tijmzandvleugeltje is te vinden op de site hieronder.