Zoals in het vorige bericht al aangegeven, de datumgrenzen van de periode waarin “geldige” waarnemingen gedaan kunnen worden, is voor de meeste vogels met 5 dagen vervroegd. Co en ik besloten daarom de eerste telling een week eerder te doen als in de voorgaande jaren.
Over het algemeen gaan we gewoon, weer of geen weer, maar afgelopen zondag, hadden we wel een beetje het gevoel van “wat doen we hier”, toen we om 7 uur naar ons kavel (4) beenden in druilerig en guur weer. Er was ook niet zoveel te horen of te zien, hoe anders was dat een dag ervoor of de dagen erna!

Kalahari in de ochtendmist

Paardenkerkhof in druilerig weer

Het feit dat een kwart van het kavel is kaal gemaakt is in het kader van het vernieuwen van een winning en “natuurherstel” helpt natuurlijk ook niet…
Hieronder een plas die nu weer langzaam gevuld wordt na maandenlang droog gestaan te hebben, aantal watervogels: nul. Ook de Plasjes van Simon, een groot (voor duinbegrip) moerasgebied op ons kavel is voor de helft kaal. De verwachting is dat met name het moerasgebied weer snel zal herstellen, maar vooralsnog is hier weinig te beleven.

Plas 28 wordt gevuld

Toch viel de lijst met soorten uiteindelijk niet tegen gezien de omstandigheden. De Boomleeuweriken leken zich bijvoorbeeld weinig aan te trekken van het slechte weer. Graspiepers daarentegen zijn niet van die “bikkels”. Een enkele Graspieper liet zich pas aan het eind van de ochtend horen, toen het weer begon op te knappen.

Heeft het nu zin gehad om de eerste telling een week te vervroegen?  Moeilijk te zeggen. Het gaat hieronder om soorten die we de komende weken ook nog volop tegen gaan komen. Sovon gaat aan het eind van dit seizoen twee keer bepalen hoeveel broedgevallen er van elke soort geteld zijn, op de oude en de nieuwe manier, dan zal moeten blijken of het vervroegen effect heeft gehad.